SAMENVATTING
van "Submerged Cultures of Mushroom Mycelium as Sources
of Protein and Flavour Compounds" F.IJ. Dijkstra, Proefschrift Delft, 1976
Het doel van ons onderzoek wordt, na een korte inleiding en
een overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van de productie
van paddestoelenmycelium sinds het verschijnen van het uitvoerige overzichtsartikel
van Worgan [160], uiteengezet in Hoofdstuk 1.
De behoeften aan voedingsstoffen van onze stammen van Agaricus
bisporus en Coprinus comatus worden in Hoofdstuk 2 vermeld. Een
incubatietemperatuur van 25 ºC en een begin-pH tussen 6,5 en 7,5 waren optimaal.
Verschillende koolhydraten werden getest als koolstof- en energiebron. De optimale
beginconcentratie van glucose was voor Agaricus bisporus 30 g/1 en voor
Coprinus comatus 60 g/l. Er bleken enige verschillen te zijn tussen onze
stammen en de stammen die door andere auteurs zijn bestudeerd ten aanzien van
het vermogen bepaalde koolhydraten te gebruiken. Saccharose kon door zure hydrolyse
geschikt worden gemaakt om door onze stammen gebruikt te worden. Coprinus
comatus kon lactose metaboliseren samen met glucose. Verschillende onconventionele
koolstof- en energiebronnen werden getest. Alcoholen, koolwaterstoffen en zouten
van organische zuren waren niet geschikt. Enkele lipiden konden wel gebruikt
worden, vooral oliezure esters. Als koolhydraten de voornaamste koolstof- en
energiebron waren, stimuleerden kleine hoeveelheden van deze esters de groei
van het mycelium ook.
Naast een organische stof als stikstofbron hadden onze stammen
van Agaricus bisporus en Coprinus comatus één of
meer aminozuren nodig. Ook in dit opzicht werden enkele verschillen waargenomen
tussen onze stam van Agaricus bisporus en enkele stammen, die door andere
auteurs zijn onderzocht. De koolstof-stikstof verhouding, waarbij Coprinus
comatus zijn maximale groei vertoonde lag tussen 5 en 10. Voor Agaricus
bisporus lag deze verhouding tussen 2,5 en 10.
Beide stammen hebben thiamine nodig als groeifactor. De groei
van Coprinus comatus werd bovendien gestimuleerd door adenine. Maillardverbindingen,
die gevormd werden bij hittesterilisatie van het medium, stimuleerden de groei
van Agaricus bisporus, maar de groei van onze stam van Coprinus comatus
werd er niet door beïnvloed. De invloed van Maillardverbindingen op
de groei van een aantal andere hogere fungi werd eveneens onderzocht. De groei
van verschillende stammen werd gestimuleerd door Maillard verbindingen en de
groei van geen enkele stam werd er door geremd.
Verschillende natuurlijke media werden getest als complexe
bron van voedingsstoffen voor Agaricus bisporus en Coprinus comatus.
Moutextract, taptemelk, caseïne, plantaardige olie, een extract van
bloemkoolbladeren, katoenzaadmeel en single cell proteïne waren geschikt
voor de groei van één of beide stammen.
De mogelijkheid om onze stammen van Agaricus bisporus en
Coprinus comatus als eiwitbron voor voedingsdoeleinden te gebruiken wordt
besproken in Hoofdstuk 3. Met het oog op de hoge eisen gesteld aan het medium
en de lage groeisnelheid lijken de vooruitzichten niet veelbelovend. Aminozuuranalyses
bevestigden deze conclusie. De balansen van bijna alle essentiële aminozuren
waren negatief. De groei van paddestoelenmycelium in deze complexe
media resulteerde dus niet in verbetering van de voedingswaarde.
Wat betreft de aminozuursamenstelling van het mycelium van
onze stammen zijn we tot dezelfde conclusie gekomen als andere auteurs, die
paddestoelenmycelium onderzocht hebben. Het proteïne uit het mycelium van
beide stammen bevatte voldoende hoeveelheden van de meeste voor de mens essentiële
aminozuren, maar de concentraties van de zwavelhoudende aminozuren waren te
laag. Een deel van de stikstof (24 tot 34%) in het mycelium was niet aanwezig
in de vorm van proteïne, maar bijvoorbeeld in de vorm van nucleïnezuren.
In Hoofdstuk 4 wordt eerst een overzicht gegeven van de literatuur
over paddestoelenaroma's. In vruchtlichamen van Agaricus bisporus zijn
reeds verschillende aromastoffen geïdentificeerd. Daarom hebben wij alleen
de concentraties van deze stoffen bepaald en hun invloed op het aroma geëvalueerd.
De natuurlijke (-)-vorm van 1-octeen-3-ol had een sterker aroma dan de (+)-vorm
en was de belangrijkste aromacomponent van Agaricus bisporus. Nucleotiden,
aminozuren en koolhydraten hadden ook een significante invloed. Benzaldehyde,
benzylalkohol, 1-octeen-3-on, n-boterzuur en isovaleriaanzuur droegen minder
bij tot het aroma, evenals laag kokende vluchtige producten Nucleotiden versterkten
het aroma van 1-octeen-3-ol of koolhydraten niet.
In een waterig extract van vruchtlichamen van Coprinus comatus
werden 3-octanon, 3-octanol, 1-octeen-3-ol, 1-octanol, 2-methyl-2-penteen-4-olide,
1-dodecanol en octaanzuur definitief en n-boterzuur en isoboterzuur voorlopig
geïdentificeerd Een synthetisch mengsel van 36 in het extract gevonden
verbindingen had een sterkere smaak dan het natuurlijke extract. 3-Octanol,
1-octeen-3-ol, 1-octanol en 2-methyl-2-penteen-4-olide waren de vluchtige producten
met de sterkste invloed op het aroma.
Omdat in Agaricus bisporus en Coprinus comatus 1-octeen-3-ol,
5'-GMP en glutaminezuur belangrijke aromacomponenten waren, werden de concentraties
van deze stoffen vergeleken in 8 verse, 5 gedroogde en 3 in blik geconserveerde
paddestoelen. De hoogste concentraties van 1-octeen-3-ol werden waargenomen
in de verse paddestoelen. Agaricus bitorquis, Pleurotus ostreatus
en Pholiota squarrosa bevatten 5 tot 7 maal zo veel 1-octeen-3-ol
als Agaricus bisporus, en Calvatia gigantea 58 maal zo veel. Coprinus
comatus en Pleurotus ostreatus bevatten aanzienlijke hoeveelheden
5'-GMP. Weinig 1-octeen-3-ol en 5'-GMP werden gevonden in de meeste gedroogde
en geconserveerde paddestoelen. Glutaminezuur was in de meeste monsters in voldoende
hoeveelheden aanwezig om een belangrijke invloed op het aroma te hebben.
Wij hebben de conclusie getrokken, dat het voorkomen van 1-octeen-3-ol
gebruikt kan worden als criterium voor de aanwezigheid van een paddestoelensmaak,
terwijl de aanwezigheid van 5'-GMP en glutaminezuur een verdere bevestiging
levert.
De resultaten van onze studies over de productie van smaakstoffen
door paddestoelenmycelium worden beschreven in Hoofdstuk 5. De vorming van 1-octeen-3-ol
en 5'-GMP werd bestudeerd in schuddende cultures van twaalf stammen van hogere
fungi en drie stammen van Beauveria tenella (oorspronkelijk geïsoleerd
als Agaricus campestris). Uiteenlopende hoeveelheden van beide smaakstoffen
werden geproduceerd door Agaricus bisporus, Calvatia gigantea, één
Coprinus comatus stam, Morchella esculenta en Morchella hortensis.
Weinig of geen 1-octeen-3-ol werd aangetroffen in de cultures van Agaricus
bitorquis, Armillaria mellea, Beauveria tenella, één
Coprinus comatus stam, Lentinus edodes, Pleurotus ostreatus en
Volvariella volvacea. Deze stammen produceerden uiteenlopende hoeveelheden
5'-GMP.
Meestal werd 1-octeen-3-ol in het mycelium gevonden, terwijl
5'-GMP grotendeels in het medium werd uitgescheiden. De productie van deze aromastoffen
door het mycelium werd vergeleken met de hoeveelheden die in vruchtlichamen
gevonden waren. 1-Octeen-3-ol werd door Agaricus bisporus en Coprinus
comatus in vroege groeistadia geproduceerd en de concentratie verminderde
later. Daarentegen was de concentratie van 5'-GMP maximaal in latere groeistadia.
De productie van smaakstoffen kon beïnvloed worden door de samenstelling
van het medium te veranderen. Uitgegaan werd van een medium met moutextract
en caseïne De invloed van toevoeging van olijfolie of Tween 80 en vervanging
van moutextract door glucose - plus vlees-, groente- of gistextract werd onderzocht.
Voor een nauwkeuriger onderzoek en identificatie van de vluchtige
producten die aanwezig zijn in het mycelium van Agaricus bisporus en
Coprinus comatus, werden deze organismen gekweekt in fermentors met een
cultuurvolume van 10 liter. De invloed van de beluchtings- en roersnelheid op
de maximale opbrengst aan mycelium, de groeisnelheid, het ruwe proteïnegehalte
van het mycelium, de consumptie van koolhydraten, de pelletdiameter en de productie
van aromastoffen werden bestudeerd. De ontwikkeling van Agaricus bisporus
kon indirect vervolgd worden aan de hand van de laccase activiteit.
Een aromaconcentraat van mycelium van Agaricus bisporus
uit de fermentorproef onder die omstandigheden waarbij de hoogste opbrengst
werd gevonden bevatte benzaldehyde, benzylalkohol, 3-octanol, 3-octanon en 1-octeen-3-ol.
Deze stoffen zijn ook gevonden in vruchtlichamen van Agaricus bisporus. In
het mycelium van Coprinus comatus hebben we 2-methyl-2-penteen-4-olide,
3-octanon en 1-octeen-3-ol geïdentificeerd die ook zijn aangetoond in vruchtlichamen,
evenals 2-octeen-l-ol, dat nog niet is gevonden in de overeenkomstige vruchtlichamen.
De pellets van Agaricus bisporus en Coprinus comatus hadden
een paddestoelenaroma maar de aroma's van de twee soorten waren niet identiek:
dat van Coprinus comatus was veel sterker dan dat van Agaricus
bisporus.
De smaak van de cultuurvloeistof na de groei van het mycelium
was niet erg goed, zodat het medium, waarin het meeste 5'-GMP werd gevonden,
grondig uit het mycelium verwijderd moet worden. Wij kunnen concluderen, dat
het mogelijk is in een week paddestoelenmycelium met een goede smaak te kweken.
Met de analysetechnieken, die bij dit onderzoek gebruikt zijn, lijkt het
mogelijk stammen of mutanten te selecteren met een hoge aromaproductie. Als
een stam kan worden gevonden, die deze eigenschap combineert met lage eisen
aan de samenstelling van het medium, zou het mogelijk kunnen worden paddestoelenmycelium
te kweken op een economisch haalbare schaal, om de aromatische eigenschappen
van voedsel te verbeteren door toevoeging van smaakvol mycelium.